Nederland: Als iets heel erg kapot is kun je het beter weggooien
We zijn terug in Frankrijk, Cato en ik. Hier willen we proberen een school te bezoeken met een speciale ULIS-klas voor kinderen met autisme.
Spanje ligt achter ons. We hebben er vier prachtige organisaties bezocht en we waren heel even in Portugal op bezoek bij een wel heel bijzonder project.
Voordat ik ga vertellen over al die mooie ontmoetingen wil ik vandaag graag vertellen over Nederland. Want ondanks het feit dat ik deze reis begonnen ben met de bedoeling mooie ideeën te verzamelen voor onze kwetsbare kinderen en daar vrolijk van te worden, is er geen ontsnappen aan, aan de ellende.
Een van mijn voormalige leerlingen is nu een jaar dakloos en zwerft dus op straat. Toen hij 18 jaar geworden was werd hij op straat gezet. Voordien was hij een duur kind voor de overheid. Een kind uit een gebroken gezin, met autisme, ADHD en onverwerkt trauma. Van het geld dat de zorg die toen op hem losgelaten werd gekost heeft, zou gemakkelijk een gezin een paar jaar kunnen leven.
Hij had een indicatie beschermd wonen maar toen hij achttien jaar geworden was, werden zijn problemen zijn eigen schuld. Hij werd van de ene op de andere dag zelf verantwoordelijk voor zijn eigen ongeluk. Nu mag hij het op straat zelf uitzoeken. Inmiddels is hij aan de drugs en wil de overheid helemaal niets meer met hem te maken hebben.
Deze burger van Nederland met meerdere diagnoses en een droevige jeugd, is rechteloos. Hij is welkom tussen de zwervers bij de nachtopvang. Maar zelfs daarvoor moet je eerst een pasje kunnen regelen. Er is niemand die het voor hem opneemt.
Ja, natuurlijk, ik heb voor hem gepleit. Hij was mijn leerling ten slotte twee jaar lang. Een jongen met een enorm talent voor muziek. Slim, lief en enorm gehavend. Toen hij op straat werd gezet stopte onze opdracht ook. We hebben hem toch geprobeerd op te vangen. Een hele zomer hebben de vrijwilligers van Acato hem eten gegeven en de dagbesteding open gehouden zodat hij ergens kon zijn overdag. ’s Nachts zwierf hij op straat, op het Museumplein waar de drugs wordt rondgestrooid als smarties. Ik heb geklaagd bij de ombudsman. Het maakte geen enkele indruk. Nee, ook dat is niet nieuw.
Ik begrijp niet wat ik aan het doen ben, wat mijn taak is. Bij Acato vangen we in verhouding een handjevol jonge mensen op die nergens heen kunnen. Zij zijn nog niet op straat gezet want ze hebben ouders die dat kunnen voorkomen. Ze zijn een poosje bij ons. Dat is het. En dan? Waar kunnen ze heen, waar kunnen ze gaan wonen, leven, zijn ze welkom?
Waarom betalen we zoveel geld aan jeugdzorg als een mens in de wet die erop volgt niets waard blijkt?
Waarin investeren we eigenlijk? Investeren we in zorg om die zorgindustrie in stand te houden of investeren we in het welzijn van de Nederlandse burgers en de samenleving?
Hoe kunnen we dit tij keren? We kunnen eindeloos schrijnende verhalen blijven vertellen. Het is nooit schrijnend genoeg voor de overheid. ‘We gaan niet in op individuele gevallen’, krijg je dan te horen. Mijn mooie leerling heb ik aangekaart bij het ministerie. Dan krijg je een hele riedel aan tips. Wat ik allemaal zou kunnen doen om het onwillige systeem waar ze zelf deel van uitmaken in beweging te krijgen. ‘U kunt bijvoorbeeld ook naar het juridisch loket.’ Waarom moet ik naar het juridisch loket? U bent de overheid! U moet u rotschrikken! U moet wat doen! Daar betalen we u voor!
Laatst zei iemand tegen me: Als iets heel erg kapot is kun je het niet meer repareren. Dan moet je het weggooien. En opnieuw beginnen.
Gooien we onze kapotte kinderen weg of ons verziekte systeem? Dat is mijn vraag deze week aan u.
Ik ga deze week proberen om de mooie ervaringen van de afgelopen weken zonder bitterheid op papier te krijgen.
Salamanca, Badim, Tui Pontevedra, San Sebastian, ik was overal graag gebleven.
Reacties
Een reactie posten